Agrarische bedrijven worden grootschaliger, hoewel sommige bedrijven juist kleinschalig blijven en er voor kiezen om op andere manieren inkomsten te genereren. Ook komen er steeds meer verschillende functies (vooral toeristisch) in het buitengebied bij, die soms op gespannen voet met de agrarische sector en dan voornamelijk de (intensieve) veehouderij staan. In Oisterwijk liggen een aantal glastuinbouwbedrijven, een paar boomkwekerijen en wat agrarisch technische hulpbedrijven. De agrarische bedrijven die de grootste stempel drukken op het landschap van Oisterwijk zijn echter de veehouderijen, met hun behoefte aan gras en mais als veevoer.
Er is berekend dat tot 2030 20 tot 30% van de agrarische erven niet meer agrarisch gebruikt wordt. Dit betekent voor onze gemeente dat in de komende 15 jaar 50.000 tot 150.000 m2 aan agrarische bebouwing vrij komt. Door de toename van niet-agrarische functies wordt de kans op conflicten, door tegenstrijdige belangen met de resterende agrarische bedrijven, steeds groter.
Agrarische bedrijven willen groeien om de kostprijs per product zo laag mogelijk te krijgen en daardoor te kunnen concurreren op internationale afzetmarkten. Veehouderijen dienen ook vanwege striktere regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn en duurzaamheid investeringen te doen die ze vaak terug willen verdienen door te groeien.
Een tegengestelde trend is de behoefte aan meer lokale verschillen en kleinschaligheid. Dit wordt ook wel geassocieerd met de menselijke maat, overzichtelijkheid en authenticiteit.
Veel agrariërs willen hun bedrijfsvoering vergroten of verbreden om hun bedrijf rendabel te houden. Andere stoppen juist met hun bedrijf. Hier kunnen we als gemeente op verschillende manieren mee om gaan. De voorkeur gaat uit naar het over laten aan de initiatiefnemers om aan te tonen waarom hun initiatief past binnen de omgevingsvisie. Het is aan de initiatiefnemer om aan te tonen dat het initiatief past binnen de waarden, thema’s en ambities van de gemeente.
Het veehouderijbeleid is gericht op een duurzame groei waarbij wordt ingezet op de ontwikkellijn ‘gemengde plattelands economie’. De functies, die in het bestemmingsplan Buitengebied worden genoemd als mogelijke nevenfuncties bij de agrarische bestemming, lenen zich in beginsel goed om zich als nieuwe zelfstandige functie te ontwikkelen (in met name VAB’s). Uitgangspunt is dat de functies niet mogen concurreren met de functies in het stedelijk gebied en dat zij de kwaliteiten in het gebied niet mogen aantasten. De aard en schaal van de functies dienen aan te sluiten bij de waarden van het omliggende landschap.
Vanuit de aspecten gezondheid en geur in het veehouderijbeleid wordt rondom de woonkernen een zone van 250 meter voorzien, waarin uitbreiding van de bebouwing voor de veehouderij niet langer is toegestaan.
Er is de laatste jaren veel te doen over de gezondheidsrisico’s die gepaard kunnen gaan met de veehouderijsector. In 2016 is een onderzoek ‘Veehouderij en Gezondheid Omwonenden’ (VGO) uitgevoerd. In dit onderzoek zijn zowel positieve als negatieve relaties gevonden tussen veehouderijen en de gezondheid van omwonenden. Het rapport dat is opgesteld geeft aan de ene kant duidelijkheden. Aan de andere kant is een aantal zaken nog niet duidelijk en vindt er nog steeds veel onderzoek op dit gebied plaats. Het kan zijn dat een aanpassing van het veehouderijbeleid hierop in een later stadium nog nodig is, maar we willen eerst de verdere informatie hierover afwachten.